Last monday we played our gig with the Konrad Koselleck Bigband at the Bimhuis, and Tim Sprangers of De Volkskrant was there. We did things a little different, with Hans Dagelet, Ellen ten Damme and Thibaud Delpeut, and looked back at the 20th century in a theatrical way. Tim gave the concert 4 stars(!), and here’s the review:

Konrad Koselleck Big Band & Hans Dagelet, Ellen ten Damme
Bimhuis, Amsterdam 11/4
4 sterren

Netjes naast elkaar zittende, schuchtere mannetjes. Schuilend achter hun instrument, de ogen turend naar het bladpapier en soms een vluchtige blik naar de dirigent.

Bij een bigband kunnen de composities nog zo mooi zijn, vaak is het staren naar zittende poppen die netjes hun opdrachten uitvoeren. Hoe anders is de praktijk bij Konrad Koselleck.

De oplossing van het doorbreken van de bigband-statigheid is eigenlijk heel simpel: zet er iemand tussen die zich buiten de keurige composities beweegt. Injecteer de bigband met dwaze humor of tegendraadsheid. En, misschien nog wel belangrijker: voeg lef en bravoure toe.

Hans Dagelet zorgt daarvoor. Acteur, sinds kort schrijver, maar ook trompettist. Geen muzikant van de perfecte noten of de juiste jazztiming. Dagelet bespeelt zijn instrument op gevoel. En dat hoeft helemaal niet zuiver te zijn. Dus kijkt hij, te midden van de zeventienkoppige bigband,
wat om zich heen, speelt iets mee, leest wat voor, jut de band op en vormt met tedere klanken die welkome onruststoker.

Diva Ellen ten Damme bestijgt even later het podium en zingt met grote overtuigingskracht My heart belongs to daddy, terwijl haar zwoele blik zelfs charmeur Hans Dagelet lijkt te doorboren. Het is nog beschaafd, maar je denkt wel: dit kan helemaal uit de hand lopen.

Dat gebeurt in de tweede set, als Dagelet de blouse uit zijn broek moet halen om de beslagen brilglazen te poetsen na een theatrale danspartij. De spetterende show, opgezet met theaterregisseur Thibaud Delpeut, geeft een eigenzinnige, sarcastische blik op de 20ste eeuw aan de hand van muziek, theater en gesproken tekst.

Dadaïstische poëzie van Ernst Jandl gaat vooraf aan protestliederen. Pete Seegers Sag mir wo die Blumen sind brengt Ten Damme op dezelfde verleidelijke wijze als Marlene Dietrich. Dagelet spreekt spottend over de aandacht voor het menselijk lichaam, seksuele intimidatie, sociaal
geaccepteerd gedrag en barbiepoppen. Het is een vermakelijke kermis met serieuze inslag.

En de bigband? Die gaat soepel mee in deze paradoxale feeststemming. Koselleck voelt de sfeer goed aan, weet wanneer zijn band moet dimmen of vuren. Buigzaam leidt hij het gezelschap van totale euforie naar tragiek met een knipoog.

Als Ten Damme, zoals vertrouwd, tijdens haar Plattgefickt de handstand doet en de muziek ontploft, weet je het zeker: de overtuigingskracht van een losgeslagen bigband is fenomenaal.